Lijst met basisbegrippen accu's, acculaden en electriciteit
Begrippenlijst rond stroom en elektriciteit. Aangeboden door Acculaders.nl.
Zie ook: Veelgestelde vragen & antwoorden over accu's, acculaden, bijbehorende producten en systemen.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z
A
Ah
Naast de eenheid ampère is er ook de aanduiding Ampère-uur (Ah). Wat is het verschil? Wanneer wordt de eenheid Ah gebruikt en wat zegt het?
De term ampère-uur is een veelgebruikte in relatie tot accu’s en acculaders. Het geeft de capaciteit van deze producten aan. Hoe groter het getal aan Ah, hoe groter de capaciteit van die accu of lader.
Bij een acculader geeft het de hoeveelheid stroom aan die de lader kan leveren per uur, aan de batterij. Hoe groter de capaciteit (Ah) van de lader, hoe sneller de accu opgeladen is.
De aanduiding ampère-uur (Ah) is zoals gezegd ook gebruikelijk om de capaciteit van de batterij mee aan te geven. Deze specificatie geeft aan hoeveel ampère er per uur uit de accu gehaald kan worden, bijvoorbeeld ten behoeve van de aangesloten auto-apparatuur. Hier geldt feitelijk de berekening ‘ampère x uur’. Dit lichten we toe met het volgende voorbeeld.
Stel, je hebt een accu van 100Ah. Hierbij is 100Ah de uitkomst van de formule ‘ampère (A) x uur’. Dit kan dan bijvoorbeeld de vermenigvuldiging zijn van 10A maal 10 uur. In zo’n geval kan de accu dus gedurende 10 uur een ampèrage afleveren van 10, ofwel 10A per uur. Deze tijdsaanduiding van 10 uur heeft betrekking op de duur van de ontlading van de accu. Bekijk altijd zorgvuldig het aantal uur waarover de producent van de accu de capaciteit berekent. Dit is vanzelfsprekend altijd te vinden bij de specificaties van de betreffende accu.
Ampère
Een ampère (A) is de eenheid van elektrische stroom.
Een hoeveelheid van iets moet je kunnen uitdrukken in een eenheid. Bij elektrische stroom is die eenheid: ampère.
Vergelijkbaar is bijvoorbeeld het aanduiden van de mate van gewicht. Dat doe je in gram of in een deel of veelvoud daarvan, zoals milligram of kilogram.
Of neem ‘lengte’: de eenheid daarvan is meter – of in grotere of kleinere mate, zoals centimeter of kilometer.
Een vergelijkbaar voorbeeld is dus de ampère (A) of het ampèrage. Deze eenheid zegt iets over de mate, of grootte of sterkte, van elektrisch geladen stroom.
De aanduiding ampère is vernoemd naar André-Marie Ampère. Hij was een Fransman die, in de achttiende eeuw, het elektromagnetisme onderzocht. Er is namelijk een natuurkundig verband tussen stroom en magnetisme. Heel simpel samengevat zit dat zo: hoe sterker de elektrische stroom in een kabel of draad, hoe sterker het magneetveld eromheen.
Stel, je hebt twee identieke stroomdraden die evenwijdig naast elkaar lopen. Ze zijn oneindig lang en beide zijn aangesloten op dezelfde voedingsbron. En stel, de diameter van beide draden is (hypothetisch) nihil en verdere omgevingsfactoren spelen geen rol. Deze twee stroomdraden trekken elkaar dan vanzelf magnetisch aan. Gebeurt dit met een specifieke kracht, en dit leggen we hierna uit, dan loopt door beide draden 1 ampère.
Bij welke kracht is er een stroomsterkte van 1 ampère? Het antwoord begint bij het fenomeen ‘elektrische lading’. Het is de kracht van de voedingsbron waarop beide draden uit het voorbeeld zijn aangesloten, die deze lading bepaalt. Je drukt deze uit in Coulomb per seconde (C/s). Daarbij is een stroomsterkte van 1A gelijk aan een elektrische lading van 1C/s.
Lees bij de C op deze pagina: Wat betekent Coulomb per seconde (C/s)?
Atoom
De allerkleinste bouwstenen van elk chemisch element zijn de atomen. Een atoom bestaat uit een positief geladen kern met daaromheen negatief geladen elektronen. Deze laatste bewegen zich rondom die atoomkern. Elk chemisch element heeft een bepaald atoomnummer, gebaseerd op het betreffende aantal protonen, die samen met neutronen de atoomkern vormen. Protonen en neutronen zijn aan elkaar ‘gelijmd’ via zogeheten gluonen. Van een neutraal atoom is sprake als het evenveel elektronen als protonen heeft.
B
Busbar
Een busbar is een platte metalen strip of holle buis van koper of ander stroomgeleidend materiaal. De busbar geleidt de elektriciteit in een schakelbord, verdeelinstallatie of andere elektrische installatie. Hoe groter de diameter van de busbar, hoe meer stroom er maximaal en veilig doorheen kan. Dit product is vergelijkbaar met een elektriciteitskabel, maar dan gemaakt van hard metaal waardoorheen de elektriciteit zich kan verplaatsen. Busbars worden gebruikt in zowel relatief kleine als in grotere systemen. Bij kleinere systemen is de doorsnede vaak slechts ongeveer een centimeter, en meestal betreft het dan de platte variant. Bij toepassingen waar flinke elektriciteitsstromen door moeten, is meestal sprake van de ronde, holle variant, met diameter die kan oplopen tot wel 15 centimeter.
De busbar vormt vaak een verbindingspunt tussen accu(’s) en omvormer(s), of is – bij kleinere installaties – een centraal punt waarin verschillende DC kabels bij elkaar komen. Een toepassing is ook de zekering busbar. Daarmee zijn meerdere zekeringhouders met elkaar elektrisch te verbinden. In plaats van busbar wordt ook wel gesproken over spanningsrail.
Voorbeelden van busbars zijn modulaire zekering-railsystemen en de modulaire Lynx verdeelsystemen, waaronder de Victron Lynx DC Distributor. Vaak gaat het om losse units die met elkaar verbonden kunnen worden tot een langer railsysteem. Ze zijn bruikbaar voor 12, 24 of 48 V-systemen. Subproducten ervan zijn de Lynx Power of een Lynx distributeur, een Lynx shunt en een verdeler met aansluitmogelijkheden voor meerdere DC-belastingen.
C
Coulomb
De coulomb, met als symbool de afkorting C, is de eenheid van elektrische lading. De eenheid van 1C staat gelijk aan 1 ampèreseconde, ofwel 1As. In andere woorden, 1 coulomb geeft aan hoeveel elektrische lading van het ene punt p de stroomgeleider naar het andere gaat, gedurende 1 seconde met een stroomsterkte van 1 ampère.
D
Diode
Een diode als onderdeel van een elektrisch circuit zorgt ervoor dat de elektriciteit (praktisch) maar één richting uit kan. Daarmee is een diode een halfgeleider. Een andere term ervoor is gelijkrichter, aangezien dit onderdeel wisselspanning (AC) omzet in gelijkspanning (DC).
Er zijn veel soorten diodes voor heel uiteenlopende elektronische toepassingen. Diodes hebben altijd een positieve en een negatieve zijde. Eerstgenoemde is de anode. De andere, negatieve zijde van dit polaire elektrische component heet de kathode. Meestal laat de diode alleen stroom door bij een positieve spanning op de anode. Om precies te zijn gebeurt dit vanaf een bepaalde minimum voltage, afhankelijk van het type diode. De stroom loopt dan van de anode naar de kathode. Wil de stroom de andere richting op dan ondervindt deze een elektronische terugslag.
E
Elektriciteit
Elektriciteit is de energie die vrijkomt door het bewegen van elektrisch geladen elektronen. Voor het doorlaten van elektrische stroom is een geleider nodig. Metalen zoals zilver, koper en aluminium zijn hiervoor ideaal omdat het materiaal betreft met lage weerstand.
Beweging van de elektronen is zoals gezegd noodzakelijk voor het opwekken van elektriciteit: de elektrische stroom die we aanduiden met ampère (A). Om de elektronen te laten stromen, is er een bepaalde kracht oftewel spanning nodig: het voltage (V). De stroom die dan door de geleider gaat, heeft daarbij een bepaalde weerstand (Ohm, Ω).
Deze drie factoren – stroom, spanning en weerstand – zijn verbonden met elkaar.
Hoe lager de weerstand, hoe meer kracht zijn vrije loop heeft (spanning / bewegende elektronen) en hoe meer stroom er daardoor ontstaat. Omgekeerd geldt dan natuurlijk: hoe hoger de weerstand, hoe minder stroom er ontstaat. Bij een te hoge weerstand is het voor de elektronen niet of nauwelijks mogelijk om zich te verplaatsen, waardoor er géén elektriciteit vrijkomt. In een dergelijk geval, waarin bij een materiaal de geleiding van de stroom niet meer mogelijk is, werkt dat materiaal juist isolerend, zoals bijvoorbeeld hout.
Elektronen
Elektronen zijn enorm kleine, negatief geladen deeltjes. Ze maken deel uit van een atoom, samen met de positief geladen kern ervan. Een elektron is dus nog (veel) kleiner dan een atoom. Elektronen verplaatsen zich rond de atoomkern. Behalve onderdeel zijn van een atoom, kan een elektron zich ook vrij in de ruimte bevinden.
Elektronen liggen aan de basis van elektriciteit. Elk elektron is elektrisch geladen, zij het heel licht, en als het beweegt van het ene atoom naar het andere dan komt er energie vrij. Het ontstaan van elektriciteit is dan ook een gevolg van zich verplaatsende elektronen.
F
Fasedraad & 1- en 3-fasige kabels
Een elektriciteitskabel die vanuit het elektriciteitsnet de (oudere) woning binnenkomt, bestaat doorgaans uit twee draden. Zo’n kabel is 1-fasig. De ene draad is de fasedraad, en de andere is de nuldraad. Dit gaat gepaard met een voltage in de 1-fase groepenkast van 220-230 volt. Dit is namelijk de onderlinge spanning tussen de fasedraad en de nuldraad. Er komt via de 1-fasige kabel 1 x 25/30A aan stroomsterkte het huis binnen.
Andere benamingen voor de nuldraad zijn de ‘aarde’, de ‘neutrale geleider’ en ook de ‘nulleider’. Deze draad leidt van en naar de aarde en staat daarom altijd onder spanning (tenzij natuurlijk de stroom actief is uitgeschakeld). Nooit zomaar aanraken deze nulgeleider dus.
Een elektriciteitsaansluiting met 3-fasen telt, naast de nuldraad, drie fasedraden. Dit komt meestal voor in nieuwere woningen. Deze leveren een groter totaal vermogen, van 3 x 25/30A, en er bestaat de mogelijkheid om er zogeheten krachtstroom mee aan te leggen: 380/400 volt. Wil je weten of je een 1-fasige dan wel 3-fasige aansluiting hebt? Op de elektriciteitsmeter staat in het eerste geval 220/230V, en in het tweede geval dan 3 x 220/230V of 380/400V. Deze laatste biedt dus de mogelijkheid voor het gebruik van krachtstroom. Het hebben of aanleggen van krachtstroom, ofwel een 3-fasige aansluiting, is onder andere noodzakelijk om thuis een elektrische auto te kunnen opladen met een 3-fasige laadpaal.
De fasedraad binnen een 1-fasige aansluiting staat in een aansluitschema aangeduid met de letter L. De drie fasedraden bij een 3-fasige aansluiting staan aangeduid als L1, L2 en L3.
G
Groepenkast
In de groepenkast vindt de veilige verdeling plaats van elektrische stroom naar de verschillende installaties in een woning of gebouw. De groepenkast bevindt zich doorgaans in de meterkast. Daar komt, via de verdeelkast, de voedingskabel van de stroomleverancier binnen. Via eerst de hoofdzekering(en) en daarna de kWh meter van de netbeheerder, is de groepenkast het volgende element in deze stroomverdelingsreeks. Daartussen bevindt zich (sinds nieuwe installaties vanaf 2005) ook nog een hoofdschakelaar.
Vanuit de groepenkast vervolgt de stroom zijn weg naar de verschillende ‘afdelingen’ in de woning of het pand. Elk verdeelpunt is voorzien van een ‘stop’ ofwel een zekering. De zekering beschermt tegen overbelasting en kortsluiting van installatie en kabels, en daarmee tegen brandgevaar.
Elke groep in de meterkast / groepenkast kan een maximale stroomsterkte (ampère) aan. Bij overschrijding vliegt de betreffende groep (‘stop’) eruit en stopt die stroomtoevoer. Dat zorgt voor een gedeeltelijke stroomstoring, maar tegelijkertijd ook voor veiligheid.
Een groepenkast in huis bestaat verder uit ten minste twee aardlekschakelaars, van 30 milliampère. Per aardlekschakelaar geldt in principe een maximum aantal van vier groepen. Een aardlekschakelaar detecteert eventuele lekstroom naar de aarde, zoals de naam al suggereert. In dat geval schakelt deze de stroomtoevoer van de gehele groepenkast automatisch uit. Ook dat is vanzelfsprekend uit oogpunt van veiligheid: het voorkomt eventuele elektrocutie. De ontstane lekstroom zou anders iemand kunnen treffen, in combinatie met het gebruik van niet-geaarde verbindingen en/of wandcontactdozen.
Een groepenkast voor een reguliere woning of bedrijfspand is gemaakt voor standaard 230V stroom. Het is tot op zekere hoogte mogelijk om de groepenkast aan te passen, bijvoorbeeld naar krachtstroom van 400V.
H
Hoofdschakelaar
In de meterkast bevindt zich onder andere de hoofdschakelaar. Meestal is dit een grotere, zwarte knop. Een hoofdschakelaar bij een 1-fasige groepenkast heeft twee polen, een hoofdschakelaar bij een 3-fasige groepenkast beschikt over vier polen. In veel gevallen heeft de schakelaar, uit veiligheidsoogpunt, een klein drempelmechanisme voor gebruik. De hoofdschakelaar is namelijk bedoeld om in één keer alle apparaten uit te schakelen die zijn aangesloten op het betreffende vaste stroomnet. Dat kan, bijvoorbeeld, van toepassing zijn bij onderhoudswerk aan de thuiselektra. Dit spanningsvrij maken voorkomt blootstelling aan het netvoltage, zoals meestal 220-230V – of hoger bij krachtstroom. Met het bedienen van de hoofdschakelaar hoeft u niet alle groepen afzonderlijk uit te schakelen. De hoofdschakelaar kan, bij kortsluiting en brandgevaar, ook zelf in een keer alle groepen uitschakelen, ofwel de gehele elektriciteit in de woning of het pand spanningsvrij maken.
I
Isolator
Een isolator, in de context van elektriciteit, beschermt tegen lekstroom.
Er zijn allerlei soorten en toepassingen van isolatoren binnen een elektrisch circuit.
Een voorbeeld is de Galvanische isolator, van toepassing in een maritieme omgeving. Het plaatsen van deze isolator tussen de 230V walstroom aarde en, bijvoorbeeld, een boot, heft spanningsverschillen tussen metalen op. Dit helpt de elektrolytische corrosie van de metalen delen die zich onder water bevinden, tegen te gaan. Dit doet de galvanische isolator voornamelijk met hulp van interne, antiparallel geschakelde dioden. Hierdoor is de doorlaatspanning van de isolator hoger dan het potentiële verschil tussen metalen. Dit voorkomt geleiding en elektrolytische stroom, en daarmee het optreden van de elektrolytische corrosie. Ondertussen laten de dioden bij een hogere foutspanning in het wisselstroomcircuit de stroom wel door, waarna de aardlekschakelaar de stroomkring zal verbreken.
J
Joule – de Wet van Joule
De internationale eenheid voor energie is Joule, met het afgekorte teken J. De Britse natuurkundige James Prescott Joule, uit de negentiende eeuw, is hier ‘verantwoordelijk’ voor. Hij ontdekte de relatie tussen de hoeveelheden warmte en energie, die (in een weerstand) gemeten worden bij een bepaalde elektrische stroom.
Anders gezegd, een elektrische stroom die door een weerstand gaat, resulteert in warmte, en dat meten we in joules. De eenheid joule (1 joule) is daarbij de benodigde hoeveelheid energie om een bepaalde massa te verplaatsen over een afstand van één meter met een kracht van 1 Newton.
Omdat 1 joule enorm weinig is, duidt men de hoeveelheid energie vaker aan in bijvoorbeeld kilojoule (kJ), ofwel duizend joules, of in kilowattuur (kWh). Deze laatste eenheid, kWh, geeft bijvoorbeeld het verbruik van een apparaat aan.
De verhouding tussen 1 joule per tijdseenheid en 1 kWh is als volgt.
1 joule = 1 wattseconde
kWh = J / (3.600 x 1.000)
1 kWh = 3.600.000 J, ofwel 3.600 kJ
Het getal 3.600 in bovenstaande formule betreft het aantal seconden dat in een uur zit. Dit vermenigvuldigen we vervolgens met 1.000 om van watt kilowatt te maken.
Stel, je wilt weten hoeveel kWh een apparaat verbruikt met 90.000 joule aan energie. Conform bovenstaande formule is dat 90.000 / 3.600.000 = 0,025 kWh.
Stel, je hebt een lamp van 60 watt. Hoeveel joule aan elektrische energie verbruikt deze dan per seconde? Aangezien 1 joule gelijkstaat aan 1 wattseconde, is het antwoord dan 60 joule.
K
Kathode
Een elektrische cel binnen een apparaat of component met twee elektroden of polen, zoals een eenvoudige batterij, kent een kathode en een anode. Dit zegt iets over de richting van de stroom. De naam Kathode komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘naar beneden’. De kathode is de zijde van de cel waar de elektronen binnenkomen. De kathode wil deze elektronen weer kwijtraken en probeert contact te maken met deeltjes die deze elektronen op weer op willen nemen: die andere zijde is de anode. De kathode kan de positieve zijde zijn of de negatieve, ofwel de plus of de min. Gaat het om een stroombron? Zoals een batterij? Dan is de kathode positief. Gaat het om een stroomverbruiker? Zoals een elektrisch apparaat? Dan is de kathode negatief.
L
Lekstroom
Lekstroom treedt op als er bij een elektrische component méér stroom ingaat dan dat er weer uitgaat. Er lekt dan letterlijk stroom weg. Dat is bij elk isolatiemateriaal dat onder spanning staat wel het geval, ook al is dat meestal zeer weinig. Lekstroom zal optreden in onder andere batterijen, isolators, halfgeleiders, transformators, elektrische kabels en bedrading.
Hoe hoger de weerstand van de genoemde, geïsoleerde elektrische componenten, hoe lager de lekstroom. Het voorkomen van lekstroom bij een apparaat gebeurt vooral uit oogpunt van veiligheid. Zou een apparaat en de behuizing ervan niet goed geïsoleerd zijn, dan kan deze namelijk onder stroom komen te staan. Dat zou ook kunnen gebeuren indien bijvoorbeeld het isolerend materiaal beschadigd raakt. Veel moderne apparaten zijn dusdanig veilig gemaakt dat eventuele (te hoge) lekstroom automatisch via de aarde een uitweg zal vinden. Dat zal leiden tot een zogeheten potentiaal verschil, hetgeen de aardlekschakelaar een seintje zal doen geven om uit te schakelen.
M
Meterkast
De meterkast is de technische ruimte waar de nutsvoorzieningen een woning of pand binnenkomen. Denk aan gas en licht/elektriciteit, maar ook aan de aansluitingen van en voor de centrale verwarming/stadsverwarming, internet/glasvezel, kabel, telefoon en het water. In de meterkast bevinden zich doorgaans alle bijbehorende meters, evenals de groepenkast voor de elektriciteit. De meterkast zal verder altijd bestaan uit de benodigde wandcontactdozen, bekabeling, schakelaars enzovoort, om voor de verschillende voorzieningen de verdelingen te maken en de verbindingen te leggen met de rest van de woning of het (bedrijfs)pand.
N
Neutronen
Protonen, neutronen en elektronen vormen de bouwstenen van een atoom. Daarmee is ook de neutron een subatomair. In de kern van de atoom bevinden zich de protonen en neutronen. Daaromheen bewegen zich de elektronen.
Een neutron is een deeltje zonder elektrische lading. De massa ervan is ongeveer gelijk aan de massa van een proton, die wél positief geladen is. De neutronen en protonen in de atoomkern zijn met elkaar verbonden via gluonen. Deze laatste heeft daarmee een ‘lijmfunctie’.
Er is één type atoomkern dat géén neutronen bevat: waterstof. Die kern bestaat namelijk alleen maar uit één proton. Alle andere atoomkernen bevatten wel (ook) neutronen.
Newton
Het symbool N van Newton betreft de eenheid van kracht, waaronder zwaartekracht. De definitie van de eenheid newton geeft de kracht weer die een massa van 1 kilogram een versnelling meegeeft van 1 m/s².
Een snelheid van 1 m/s komt overeen met het afleggen van 1 meter in 1 seconde. De eenheid m/s² is die van een toename van de versnelling per seconde. Neem 10 m/s². Dat geeft weer dat de snelheid elke seconde toeneemt met 10 meter.
Naamgever Isaac Newton was in de zeventiende eeuw een wis- en natuurkundige. Hij hield zich bezig met de wetten van de mechanica. Hij ontdekte de wetten van zwaartekracht en beweging die van toepassing zijn op alles wat massa heeft, op aarde en elders in het heelal.
Zijn wetten beantwoorden willekeurige vragen als: hoeveel kracht is er nodig voor het slaan van een tennisbal over een afstand van 80 meter? Hoeveel kracht zorgt voor het achteroverdrukkende gevoel, rijdend op een accelererende motor? Waarom rolt een sneeuwbal van een helling naar beneden, totdat deze op een vlak gedeelte stil blijft liggen?
Newton heeft met zijn wetten onder andere de volgende fenomenen inzichtelijk gemaakt:
- Om massa in beweging te laten komen, sneller te laten bewegen of langzamer te laten bewegen, is kracht nodig.
- Hoe zwaarder het object, hoe meer kracht het kost om dat project in beweging te brengen, te versnellen of te vertragen.
- Elke kracht heeft altijd óók een tegenovergesteld werkende kracht.
Een pijnlijk voorbeeld om het laatste duidelijk te maken, is een veel te hard opgepompte, zware voetbal die je de lucht in kopt. Door jouw kracht gaat deze versneld een richting op, maar ook jijzelf voelt duidelijk een kracht: de tegenkracht als automatische consequentie van jouw eigen kopactie.
O
Ohm
De stroom aan elektriciteit die zich beweegt door een geleider, heeft een bepaalde weerstand. Die weerstand in een elektrische verbinding drukt men uit in ohm. Het gebruikte teken voor ohm is Ω.
De Wet van Ohm definieert de samenhang tussen spanning / voltage (U of V), de stroomsterkte / ampèrage (I of A) en de weerstand (R).
De formule van de Wet van Ohm is als volgt:
Weerstand (R) = Spanning (U of V) / Stroomsterkte (I of A)
Een afgeleide hiervan is:
Stroomsterkte (I of A) = Spanning (U) / Weerstand (R)
Weet je het voltage en de weerstand? Dan kun je daarmee, met de Wet van Ohm, berekenen welk ampèrage / welke stroomkabel je nodig hebt.
In het verlengde van de wet van Ohm zijn er ook andere formules waarmee andere variabelen kunnen worden afgeleid. Zoals de hoeveelheid vermogen (P) uitgedrukt in watt. Aan de basis hiervan ligt deze formule:
I (A) = P / V
Daarbij is de benodigde (kabel)stroomsterkte (I of A, uitgedrukt in ampère) te berekenen aan de hand van het vermogen (P, uitgedrukt in wattage) en de spanning (V, voltage).
Kortom, voor beweging is energie nodig. Dat geldt voor een vliegtuig, voor water uit de kraan, en dat geldt ook voor bijvoorbeeld de stroom van elektriciteit, in de vorm van elektrisch geladen elektronen. De mate van elektrische weerstand, uitgedrukt in ohm, bepaalt hoeveel energie er precies nodig is om de stroom door de geleider te laten bewegen. Anders gezegd, de hoeveelheid ohm geeft aan in welke mate de geleider in staat is om de elektrische stroom te weerstaan. Dat heeft daarmee ook invloed op de spanning (ofwel, bij elektrische toepassingen, het voltage) en op de stroomsterkte (ofwel, bij elektrische toepassingen, het ampèrage).
P
Protonen
Een proton is onderdeel van een atoomkern en heeft een positieve elektrische lading. Naast protonen zitten er in de atoomkern ook neutronen. Deze laatste – neutronen – zijn níet geladen. Beide hebben een zo goed als dezelfde massa en ze zijn met elkaar verbonden via gluonen. Het aantal protonen dat zich in de atoomkern bevindt, bepaalt het atoomnummer dat kenmerkend is voor het betreffende element.
Q
R
Relais
Een Relais (Relay in het Engels) koppelt een kleine stuurstroom aan een grote stroom. Dit maakt het mogelijk om met een kleine schakelaar een of meerdere grotere stroomcircuits in- en uit te schakelen.
De elektromagnetische relais/schakelaar heeft maar een relatief kleine spanning nodig om een veel grotere spanning, van bijvoorbeeld een elektrisch apparaat, met ‘uit’ en ‘aan’ te bedienen. Het relais heeft daarvoor een spoel. Deze zorgt, al bij het initiëren van een relatief kleine, daarmee tevens veilige spanning, voor een elektromagnetisch veld. Bij het verwijderen van de spanning verdwijnt dit elektronische veld weer. Dat maakt van de relais een schakelaar, veelal een microschakelaar. Deze blijft vrij van de veel grotere spanning van het daarmee verbonden apparaat, maar is deze, voor het in- en uitschakelen toch ‘de baas’.
S
Spanningsrail
Een spanningsrail is een platte metalen strip of holle buis van koper of ander stroomgeleidend materiaal. De spanningsrail geleidt de elektriciteit in een schakelbord, verdeelinstallatie of andere elektrische installatie. Hoe groter de diameter van de spanningsrail, hoe meer stroom er maximaal en veilig doorheen kan. Dit product is vergelijkbaar met een elektriciteitskabel, maar dan gemaakt van hard metaal waardoorheen de elektriciteit zich kan verplaatsen.
Spanningsrails worden gebruikt in zowel relatief kleine als in grotere systemen. Bij kleinere systemen is de doorsnede vaak slechts ongeveer een centimeter, en meestal betreft het dan de platte variant. Bij toepassingen waar flinke elektriciteitsstromen door moeten, is meestal sprake van de ronde, holle variant, met diameter die kan oplopen tot wel 15 centimeter.
De spanningsrail vormt vaak een verbindingspunt tussen accu(’s) en omvormer(s), of is – bij kleinere installaties – een centraal punt waarin verschillende DC kabels bij elkaar komen. In plaats van spanningsrail wordt ook wel gesproken over busbar.
Shunt
Een shunt of stroomshunt is een weerstand waarover kleine spanningsverschillen kunnen bestaan. Omdat de weerstand van een shunt normaal gesproken laag is (dus met een lage eenheid ohm), is het mogelijk om met veel precisie de stroom in een elektrisch circuit te meten. Daarvoor is een aparte monitor nodig, die vervolgens de betreffende stroomwaarden weergeeft op een display. Zo’n monitor kan behalve digitaal ook monoloog zijn. De stroom die door de shunt gaat, veroorzaakt een bepaalde spanning ofwel een voltage. Door dat voltage te delen door de ohmse shuntwaarde, krijg je het ampèrage.
T
Transformator
Een transformator is een elektromagnetische component dat een wisselspanning binnen een elektrisch circuit efficiënt en veilig omzet naar een hogere of lagere wisselspanning. Een veelgebruikte afkorting in Nederland is trafo. In België klinkt veelal de afkorting transfo.
Een transformator is een statisch, geïsoleerd product dat bestaat uit twee magnetische spoelen: de primaire en de secundaire spoel. Deze spoelen worden ook wel wikkelingen genoemd. Deze bestaan uit koperdraad, gewikkeld om een metalen kern. Via een wisselstroom in de primaire spoel ontstaat er een snel wisselend magnetisch veld dat zorgt voor inductiespanning in de secundaire spoel.
De primaire spoel wordt aangesloten op een bronspanning, waarna de secundaire spoel de omgezette stroom weer kan afleveren voor het gekozen doeleind. Daarbij is het aantal windingen van belang: is dit aantal in de secundaire spoel groter, dan is ook de uitgangsspanning evenredig hoger.
Er zijn transformatoren voor zeer uiteenlopende toepassingen. Eén van deze voorbeelden is de transformator die dienst doet als galvanische scheidingstrafo. Dit voorkomt elektrolytische corrosie bij aansluiting op de walstroom, omdat de trafo het boordnet gescheiden houdt van het walstroomnet.
U
USB
USB is de afkorting van Universal Serial Bus en is een standaard aansluitingspoort voor randapparatuur van pc’s, desktops, laptops en andere computers. Een USB is efficiënt qua snelheid en het universele gebruik ervan maakt een brede compatibiliteit mogelijk. Er zijn meerdere varianten van de Universal Serial Bus, zoals USB Type A, Type C, Micro USB en Apple lightning.
V
Voltage
Volt (V) is de afkorting van voltage. Het is de eenheid van elektrische spanning. De naam is afkomstig van Alessandro Volta, Italiaanse natuurkundige uit de achttiende eeuw. Behalve V is er voor Volt ook de afkorting U. Het voltage drukt de grootte uit van het potentiële energieverschil tussen twee aangesloten punten. Dit noemen we potentiaalverschil. Het zorgt ervoor dat elektronen via de geleider zich van het ene punt naar het andere punt – de ene pool naar de andere pool – kunnen verplaatsen. De hoogte van het voltage, en dus van het potentiaalverschil, is gebaseerd op een stroom van 1 ampère en vermogen van 1 watt.
Het voltage zorgt een mate van kracht om een benodigde stroom van elektriciteit te kunnen laten ontstaan. Hoe groter die kracht, hoe groter de snelheid, en hoe hoger de druk oftewel de elektrische spanning. Standaard in Nederland heeft het vaste stroomnet een voltage van 230.
W
Wattpiek
De eenheid Wattpiek (Wp) is gerelateerd aan solar energie. Het geeft namelijk het vermogen aan dat een zonnepaneel maximaal kan leveren, onder de meest gunstige omstandigheden. Factoren die hierop invloed hebben zijn temperatuur, zonlichtsterkte, het aantal zonne-uren, de invalshoek van het zonlicht en de afmetingen van het paneel.
De genoemde factoren die helpen om het maximale vermogen van een zonnepaneel (de betreffende Wattpiek) te benutten, zijn op hun beurt weer afhankelijk van andere omgevingsfactoren. Denk aan de plek op aarde waar het zonnepaneel zich bevindt. Is dit in een land waar de gemiddelde temperatuur hoog is, het zonlicht extra sterk (zoals dicht bij de evenaar) en/of het gedurende een etmaal langer licht is? Dan zal het geleverde vermogen van het paneel hoger zijn dan elders.
Maar ook land-onafhankelijk zijn er factoren die de zonne-opbrengst kunnen doen stijgen. Om daarmee dus zo dicht mogelijk te komen bij het Wp van het paneel – ofwel de maximale opbrengst die het in potentie kan leveren. Denk aan de precieze ligging van het paneel op het dak. Ligt deze op het zuiden en onder een gunstige hellingshoek? Dan neemt de opbrengst toe, waarmee het daadwerkelijk bereiken van het Wp van dat paneel een stuk dichterbij komt.
Verder zijn er al opzichzelfstaande verschillen tussen de zonnepanelen zelf. Zoals het formaat en de kwaliteit van de cellen en het paneel an sich. Daarom is de aanduiding Wp ook relevant. Het zegt immers iets over de potentie van het paneel zelf. Logischerwijs zijn zonnepanelen met een hogere Wp normaal gesproken ook wat duurder.
Wp staat overigens in relatie tot de eenheid kWh. Een vermogen van 1 kWh wil zeggen: een verbruik van 1000 Watt gedurende een uur. In het Nederlandse klimaat staat 1 Wp ongeveer gelijk aan 0,8 tot 0,9 kWh per jaar. Stel, een zonnepaneel heeft een potentieel vermogen van 90 Wp. In dat geval zal deze in Nederland, op jaarbasis, zo’n 72 tot 81 kWh kunnen opleveren.
X
Y
Z
Zekering
Een zekering bestaat meestal uit een metalen stroomdraad die zal smelten bij overbelasting, om daarmee de stroom te onderbreken en kortsluiting te voorkomen.
De zekering is onderdeel van de meterkast of van een apparaat. De smeltdraad beveiligt niet alleen tegen brand, maar beschermt ook apparatuur.
De capaciteit van de zekering moet zijn afgestemd op de elektrische installatie of het apparaat. Dusdanig dat deze tijdig zal smelten indien de toevoer van stroom / spanning voor de installatie of het apparaat te hoog wordt en deze daardoor stuk zou gaan.
Bij een te hoge stroomsterkte en daardoor oververhitting brandt de zekering door, hetgeen bij een groepenkast ook bekend staat als ‘de stoppen branden door’, ‘de stoppen springen’ en ‘de stoppen slaan door’.
Een zekering is er in meerdere varianten. De smeltzekering is de meest gebruikte en wordt gevormd door een stroomgeleidende draad. Deze bevindt zich in een omhulsel van glas, keramiek (porselein) of kunststof. Keramieke zekeringen zijn geschikt voor hogere ampères dan zekeringen van glas.
De draad die smelt bij te hoge temperatuur als gevolg van overspanning, onderbreekt de stroomkring. Daardoor ondervindt de installatie of het apparaat van de overspanning geen hinder. Heeft een smeltzekering eenmaal dienst gedaan dan is deze niet langer bruikbaar en daarmee aan vervanging toe.
Er zijn veel soorten zekeringen voor alle capaciteiten. Voorbeelden zijn onder meer steekzekeringen, ANL, MIDI, MEGA, Class T, keramische zekeringen, glaszekeringen, blokzekeringen, Japoto, Japval, Minioto, Maxioto en Mikroto zekeringen. Toepassingen zijn onder andere elektrische installaties, apparaten, machines, auto’s en andere voertuigen.
Naar alle soorten zekeringen.
